top of page

Oordeel

HOE OORDEEL JE NU OVER JEZELF

VOORWAARDEN

Als je dezelfde kleuren en is er samenhang... Herdefinieer je probleem.

Heb je je eigen situatie beschreven.

Mag je nu voelen wat je voelt.

Wat vind je nu van dit patroon.

​

PIJNLEEFTIJD

Herken je dit patroon ook uit eerdere situaties en zo ja hoe oud was je toen je dit patroon ontwikkelde en wat had je toen nodig. Hoe jonger hoe meer aandacht je nodig hebt.

Biologisch werkt aandacht als beloning.

Krijg je dat niet wanneer je het nodig hebt dan komt er een stuwing op het volgende element van je patroon.

Hoe oud is je patroon en wanneer is het ontstaan.

Was dit recent, oud, baarmoederlijk of begon dit al in een vorige generatie.

Ooit een grens gepasseerd kom je hem niet weer tegen..

Wanneer heb je deze techniek van omgaan met dit soort situaties geleerd.

Hoe ga je nu om met dat "deel" in jou. Werd je gezien of juist niet of vals gezien, werd je overbelast onderbelast etc. En nu... wat doe jij als volwassene nu met dat deel en heeft dat betrekking op je emotie, je denken, je gedrag of je oordeel over jezelf.

Beoordeel je naar het naar het nu of naar de pijnleeftijd. Wat gun je dit deel van jezelf...

​

Beoordeel je jezelf zoals je een ander beoordeelt of heb je het oordeel van anderen overgenomen. Een oordeel dat alleen voor jouw geldt is een kinderlijk oordeel waar nog een onbewustheid op zit.

​

EMOTIE

Toen dit patroon ontstond.. wat was toen je behoefte.

Kreeg je toen erkenning, deed je er toe, was er veiligheid, voelde je je beschermd/veilig/geliefd.

Welk aanpassingsmechanisme werkte voor jou..

Ziek worden, briljant uitblinken, de beste, sterkste, snelste zijn, liefdevol zorgen voor de ander, jezelf wegcijferen of waren die rollen al bezet en kon je niets anders dan rebelleren...

Mocht/durfde/kon je toen voelen wat je voelde. Tranen kunnen werken als schoonmaken, machteloosheid, manipulatie of opruiming... Voel het verschil tussen empathie of emotioneel op je eigen patroon reageren. Kun je empatisch reageren op dat deel..

​

​

​

EMPATHIE

Bij empathie kun je met een afstandje naar jezelf of anderen kijken. Wat geef je nu aan jezelf... Mag je nu voelen wat je voelt.

Kun je deze situatie nu op jezelf betrekken zonder veroordeling en met zelfvertrouwen.

Elke verandering op een van de onderdelen van een patroon heeft gevolgen voor de andere onderdelen. Is er nu bewustzijn op je patroon (de ervaring dat je ervaart) waardoor je helderheid en keuze krijgt.

Wat wordt nu je eerste stap?

MAG JE VOELEN WAT JE VOELT

KEUZE

de vraag is nu of je keuze hebt gekregen.

Je kunt niet de oorzaak van je patroon wegnemen maar wanneer je helder hebt wat er met jouw gaande is krijg je keus om daar hetzelfde of iets anders mee te doen. Wanneer je je patroon doorvoeld hebt kun je ook je perspectief daarop veranderen. Als je bewustzijn op je patroon hebt gekregen kun je er controle op uitoefenen. Zelfvertrouwen gaat niet over de uitkomst maar over het vertrouwen en de moed om het aan te gaan.

Hoe beoordeel je jezelf en zou je een vriendin ook zo beoordelen.

En hoe beoordeel je de mate van je zelfvertrouwen nu.

En de mate van bewustzijn.

Hoe bewust was je en ben je nu.

Is je perspectief verschoven..

Voel je nu emotie of empathie.

Checklist

Situatie - Probleem - Uitdaging
1 Territorium - Positie
2 Eigenwaarde - Identiteit
3 Brokconflict - Bestaansrecht

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Patroon

Je lichamelijke reactie heb je daarbij
A vuist
B Strakke hand
C Slappe hand

Dit is je eerste vinkje

Je emotie daarbij
A meer boos of blij
B meer bang of opgewonden
C meer verdrietig of tevreden

Je denken daarbij
A meer verwijtend of enthousiast
B meer achterdochtig of nieuwsgierig
C meer afwijzend of accepterend

Je gedrag daarbij
A meer aangaan of besluiten
B meer controleren of oriënterend
C meer vermijdend of afstemmend

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Behoefte

Je behoefte naar buiten
A Hoge energie = iets met ontladen
B Ongerichte energie = iets met veiligheid/helderheid
C Lage energie = iets met opladen

Behoefte naar binnen
A zelfbevestiging op iets doen
B zelfbevestiging op iets zijn
C zelfbevestiging op iets hebben

bottom of page