Uitvogelen

A Boos - Blij
B Bang - Opgewonden
C Verdrietig - Tevreden
.jpg)
-
Beschrijf de situatie die je als probleem ervaart.Het gaat om een voorlopige beschrijving van je probleem. Je kunt altijd weer bijstellen. Je beschrijft de (soort) situatie die je als probleem ervaart.
-
Beschrijf de wens die je bij deze situatie hebt.Je zit in een situatie en wilt wat anders, je wilt iets wel of niet herhalen of je wilt anders zijn/doen. Je wilt die... (ontsteking, eenzaamheid, baan, kilo's, relatie etc.) kwijt en...(blij, tevreden, aktief, gezond) zijn. Daar zit je wens. Beschrijf dit zo concreet mogelijk. Vertel het filmisch. Kun je het voordoen. Kun je het nadoen.
-
Beschrijf het verschil tussen die situatie en die wens, dat is namelijk je probleem."Er is iets dat er voor zorgt dat je wens nog niet gerealiseerd is. Dat verschil is je probleem en als je geluk hebt dan is het nu al een uitdaging. Zo niet dan doe je de ronde met emotie, lichamelijke reactie, denken en gedrag.
-
Beschrijf dit probleem nu in 1 zin en begin die zin met; "Ik.....""Door het in 1 zin te formuleren maak je het overzichtelijk en door te beginnen met "ik (heb een probleem met)" neem je verantwoording. Iemand anders veranderen zal je niet lukken zolang jij hetzelfde blijft doen. Werk dus aan je eigen probleem (eventueel met die ander). Dus wat je zelf voelt, denkt of doet.
-
Waar lijkt dit probleem het meest op.A= Territorium-Positie B= Eigenwaarde-Integriteit C= Hechten- Loslaten De energie voor territorium kan bijvoorbeeld gaan over de grond waar je op leeft maar ook over taken die je tot jouw terrein beschouwd. Je kunt het letterlijk en figuurlijk nemen. Positie zou bijvoorbeeld je rol in het gezin, op je werk of in je sociale situatie kunnen zijn. Zeg maar jagen of prooi. De energie voor eigenwaarde/integriteit heeft meer te maken met wie je bent en wie je zou willen zijn/worden, kun je wat je nodig hebt. Zeg maar gevaar of nieuwigheid. De energie voor hechten heeft meer te maken met iets toelaten als bij jou passend. Iets innemen/aannemen letterlijk of figuurlijk. Of juist iets achter je laten omdat het niet bij je past, afsluiten. Zeg maar zorg of verzorging.
-
Welk doel zou je energierichting moeten hebben.Dit probleem ga je doelgericht aanpakken waarbij je energie de juiste richting moet hebben. Welke richting heeft jouw energie bij dit probleem. A= Focus of niet. B=Verkenning of niet. C=Verbinding of niet.
​
Een emotie is een gevoel over een situatie of een interpretatie van een lichamelijke beleving. Je hebt een lichamelijke reactie en concludeert dat dat bijvoorbeeld prettig of vervelend is.
Er worden dan hormonen of neuronen geactiveerd die letterlijk richting geven aan de energie van die emotie.
Herken de emotie, wees er nieuwsgierig naar. Hoe meer je weet van je emoties hoe beter je er op kunt reageren.
De situatie die ten alle tijde de meeste emotie veroorzaakt is controle verlies.
Hoe je daarop reageert hangt af van de patronen/algoritmes die je geleerd hebt.
Energie kan naar buiten gericht zijn zoals bijvoorbeeld bij boosheid en blijdschap.
Energie kan gericht zijn op je persoonlijkheid zoals bijvoorbeeld bij angst of opwinding.
Energie kan naar binnen gericht zijn zoals bijvoorbeeld bij verdriet en tevredenheid.
​
Een emotie wordt veroorzaakt door een gedachte/beeld bij een gebeurtenis.
Soms is die gedachte positief terwijl hij bij anderen negatief is over diezelfde soort situatie. Jij kunt geraakt zijn door iets waar een ander zijn schouders over ophaalt of andersom.
​
Je werkt hier eerst met de meest abstracte emoties om daarna je eigen specifieke te vinden.
De keuzes zijn gebaseerd op naar buiten gerichte emotie voor je positie en territorium, naar binnen gericht voor onderhoud en herstel en emotie gericht op groei en herstel.
De tweetallen die steeds aangeboden worden zijn als het ware de grootst mogelijke tegenpolen van een bepaalde richting.
De emotie die je hier gaat beschrijven is de emotie die je voelt tijdens de situatie die je bij PROBLEEM beschreven hebt.
Wanneer het lastig is om te benoemen welke emotie het sterkst is doe dan de test met de vuist.
​
Spreek je probleem uit met een gebalde vuist=A.
Spreek tot slot je probleem uit met een strakke hand=B
Spreek dan je probleem uit met een slap handje=C.
​
Je komt makkelijker in contact met je emotie wanneer je je kin naar de horizon laat wijzen en je ogen naar de grond.
Waar komt dit het meest dichtbij.
A=Boos - Blij, B=Bang - Opgewonden, C=Verdrietig - Tevreden.
​
Hier gaat het niet over wat je precies voelt maar in welke richting deze emotie gaat.
Het maakt groot verschil of je boos, bang of verdrietig bent.
Elke emotie heeft ook zijn eigen gedachten of beelden.
Pijnlijke emoties zullen snel verdrongen worden.
Emoties die worden verdrongen hebben ook verdrongen gedachten/beelden..
​
In het schema gaat het over de afstemming van je emotie op de andere onderdelen.
Je kiest dus een richting om een goede analyse van je probleem te kunnen maken.
Pas als je die richting helder hebt kun je proberen je eigen specifieke woorden er aan te geven.
.
KIES de emotie die het meest past bij dit probleem...
​
A Boos - Blij
B Bang - Opgewonden
C Verdrietig - Tevreden
​