Uitvogelen

Hechten Loslaten

Wie; Aan wie ben jij gehecht of wie is aan jou gehecht.
Wie moet je loslaten of wie laat jou los.
Onder hechten /loslaten kun je letterlijk denken aan je aan iets of iemand te hechten/onthechten.
Wat;
Welke brok wordt je opgedrongen.
Wat kun je niet slikken, heb je zo nodig of kun je niet kwijt raken.
Wie of wat ligt je zwaar op de maag.
Wie bevuild je.
Maar ook door iets in te nemen, bijvoorbeeld drank, voeding of iets wat je meemaakt en niet kunt verteren.
Je hebt bijvoorbeeld moeite met teveel of te weinig ademen, teveel of te weinig opnemen, naar het toilet gaan, seks.
Waar;
In welke situatie moet je hechten of loslaten.
Ook loslaten d.m.v. spijsvertering kan zo gezien worden, dus hoe verlaat iets je lichaam of hou je het vast.
Wanneer;
Daarnaast kun je ook figuurlijk denken aan iets wat je te verteren krijgt.
Hoe;
Wie of wat moet je verteren, verlaten.
Waarvoor;
Om los te komen of om ergens aan te hechten.​
Verkilling is hierbij een vaak voorkomend woord.
Bestaansangst hoort hierbij.

.
.