top of page

Hoe

Hoe

Werken met het ABC-kleurenschema

In de header (keuzebalk) ga je op zoek naar je eigen schaduw, je wonden en je onverwerkte emoties. Je kijkt boosheid, angst, verdriet of trauma in de ogen. Dat kan zwaar en soms eenzaam zijn. Het is mooi als je dit samen met iemand die je vertrouwt kunt doen, maar je kunt het ook alleen.

De header werkt als een fruitmachine: niet om te gokken, maar om de plaatjes “op een rijtje” te krijgen. Pas wanneer je vier keer dezelfde kleur/letter hebt gevonden, kun je verder naar visualiseren.

  • Houd het klein en zoek in de keuzebalk naar samenhang.

  • Of lees meer, maar dat hoeft niet om resultaat te bereiken.

  • Het doel is samenhang vinden in vier variabelen: lichamelijke reactie, emotie, denken en gedrag.

Bewustwording en weerstand

Bewustwording gaat vaak gepaard met weerstand. Meestal ligt er een emotie onder die je liever niet voelt, maar die ooit biologisch zinvol was: om je bij gevaar te beschermen of in focus te houden.

In de evolutie ontwikkelden we onze frontale hersenen, waarmee we beelden kunnen maken:

  • Herinneringen liggen in het verleden.

  • Imagineren (voorstellen) ligt in de toekomst.

Beiden werken neurologisch hetzelfde: ze creëren beelden waar je naar leeft. Daarom kunnen oude negatieve beelden je tegenhouden, terwijl nieuwe positieve beelden richting geven.

Imagineren en visualiseren

Wanneer oude, beladen beelden niet zijn verwerkt, krijgen ze altijd voorrang. Het brein beschermt je instinctief tegen gevaar dat ooit is gekoppeld aan die beelden.

Daarom is het nodig om het zelforganiserend systeem opnieuw vertrouwen te geven: dat het veilig, goed en vertrouwd is.

  • Imagineren: voorstellen wat er mogelijk is.

  • Visualiseren: beelden scheppen voor je toekomst.

Pas na het doorvoelen en opruimen van oude emoties, kan dit écht werken.

Het schema in stappen

Het uitvogelschema bestaat uit:

  1. Probleemsituatie

  2. Lichamelijke reactie

  3. Emotie

  4. Denken

  5. Gedrag

Je onderzoekt steeds welke energie bij elk onderdeel hoort:

  • A (rood) → naar buiten gericht (vuist)

  • B (oranje) → zoekend/ongedefinieerd (strakke hand)

  • C (geel) → naar binnen gericht (slappe hand)

Door vier keer dezelfde kleur/letter te vinden, ontdek je het patroon achter je probleem. Afwijkingen wijzen op een tweede patroon dat ook aandacht vraagt.

Samenhang en keuzes

Elk onderdeel (lichaam, emotie, denken, gedrag) beïnvloedt de ander:

  • Ervaring → lichamelijke reactie

  • Lichamelijke reactie → emotie

  • Emotie → denken

  • Denken → gedrag

  • Gedrag → nieuwe ervaring

Het herkennen, erkennen, doorvoelen en begrijpen van dit proces maakt je bewust en geeft je keuzevrijheid.

Zonder bewustzijn herschik je alleen de stoelen van de Titanic.
Met bewustzijn krijg je het besturingssysteem in handen.

Aanvullende informatie

  • De mens kent miljarden patronen: van basisfuncties (voeding, hartslag, slaap) tot complexe gedragingen.

  • Patronen ontstaan uit ervaringen. Het maakt niet uit of die positief of negatief zijn: het lichaam reageert altijd.

  • Oude ervaringen kunnen bij verwerking een lichamelijke herstelreactie oproepen (bijvoorbeeld ziekte).

Patronen kunnen afkomstig zijn uit:

  • je eigen levenservaring,

  • familiegeschiedenis,

  • gewoonten van een dorp, streek, natie of cultuur.

Soms ontdek je dat wat je een probleem noemt eigenlijk een bron van bewondering of identiteit is. Of dat schuld en schaamte vals blijken te zijn – en een kind helemaal niet schuldig was.

Praktisch werken met de site

  • Kies in de keuzebalk (boven of onder) steeds een A, B of C-optie.

  • Werk toe naar vier keer dezelfde letter/kleur.

  • Dit laat je patroon zien.

  • Heb je verschillende letters? Dan zijn er meerdere patronen actief.

Het systeem helpt je steeds terug naar de snelweg van samenhang, ook als je afwijkt naar zijpaadjes.

Het doel:

  • Samenhang vinden → leidt tot inzicht.

  • Inzicht → leidt tot keuzes.

  • Keuzes → geven vrijheid en nieuwe oplossingen.

👉 Deze methode is een structuur, geen oordeel. Je vaart je eigen koers. De ABC-structuur is je vuurtoren.

Hoe en dan wat uitgebereider

A B C

A

Boos blij

20211216_141334_edited.jpg

Zenuw zintuig 

B

Bang opgewonden

20211214_124548.jpg

Bind, bot en beenweefsel

C

Verdrietig tevreden

20211214_124520.jpg

Spijsvertering stofwisseling

Je lichaam als leidraad

Voelen wat klopt

De spieren in je hand kunnen je helpen om te onderzoeken of je emotie klopt bij je gedachte.
(Je neusvleugels of tenen zouden dat ook kunnen zijn, maar je handen zijn vaak het meest voelbaar.)

  • Een slap handje past niet bij woede.

  • Een vuist past niet bij verdriet.

Zo geeft je lichaam direct feedback of er samenhang is tussen wat je voelt en wat je denkt.

Energie en richting

Energie die zich ophoopt, wil naar buiten.
Energie die opraakt, vraagt om opladen.

Het helpt om hierbij een beetje “dierlijk” te denken:

  • Wat is het meest natuurlijk?

  • Wat is het meest bio-logisch?

Praktisch werken

Pak pen en papier en schrijf je gedachten op.
Wanneer je ze opschrijft, kun je er van een afstandje naar kijken.
Dat maakt het makkelijker om patronen en samenhang te zien.

Heb je samenhang in de letters A,B of C.

 

Werken met het schema

Stap voor stap uitvogelen hoe het bij jou werkt

Via het schema in de keuzebalk ga je uitvogelen hoe jouw patroon werkt.

1. Situatie en wens

  • Schrijf de situatie op waar je aan wilt werken.

  • Beschrijf wat je graag zou willen (je wens of verlangen).

  • Het verschil tussen situatie en wens = je probleem.

  • Formuleer je probleem in één zin.

  • Maak eventueel al een keuze in de A, B of C-opties.

2. Vier reacties onderzoeken

Onderzoek per onderdeel hoe je reageert in die situatie:

  • Lichamelijke reactie

  • Emotie

  • Gedachte

  • Gedrag

Kies bij elk onderdeel de passende A, B of C-optie.

3. Verdiepen en terugkijken

  • Onderzoek hoe oud je was toen dit patroon ontstond.

  • Benoem je oordeel en je behoefte.

  • Vraag jezelf: heb ik écht aan mijn eigen probleem gewerkt, of aan dat van een ander?

  • Kies ook hier steeds een A, B of C-optie.

4. Visualiseren

  • Stel je een nieuwe situatie voor.

  • Visualiseer hoe je zou willen reageren en leven.

  • Kies ook hier weer een A, B of C-optie.

👉 Zo ontdek je stap voor stap je eigen samenhang. Van probleem naar inzicht, en van inzicht naar keuzevrijheid.

De basis van de methodiek

Werken met de keuzebalk

De kern van deze methodiek zit volledig in de keuzebalk.
De pagina’s die eronder hangen geven extra uitleg en verdieping.

Hoe werkt het?

  1. Je omschrijft elke stap.

  2. Bij elke stap maak je een keuze tussen A, B of C.

  3. Wanneer je klaar bent, zou er sprake moeten zijn van één kleur in alle antwoorden.

Wat als dat niet zo is?

  • Verschillende kleuren in je antwoorden wijzen op een extra patroon.

  • Of het probleem is nog niet kloppend geformuleerd.

  • Soms werk je onbewust aan het probleem van een ander.

Flexibel werken

  • Je kunt meerdere keren terug of vooruit.

  • Je kunt altijd een nieuwe ronde maken.

Zo blijf je stap voor stap uitvogelen wat er speelt, tot er helderheid en samenhang ontstaat.

 

De letter A staat voor naar buiten gerichte energie, focus

De letter B staat voor energie voor herstel en groei, verkennen

De letter C staat voor naar binnen gerichte energie, verbinden

​

​

Natuurlijke biologische energierichtingen

Binnen het schema worden de keuzes A, B en C gezien als natuurlijke, biologische energierichtingen.

  • A – Energie naar buiten

    • Wat nodig is: concentratie

    • Richting: actie, expressie, kracht

  • B – Energie zoekend/oriënterend

    • Wat nodig is: oriëntatie

    • Richting: verkennen, aftasten, groeien

  • C – Energie naar binnen

    • Wat nodig is: verbinding

    • Richting: rust, herstel, integratie

Werken met samenhang

Wanneer je vier keer dezelfde letter hebt gevonden (A, B of C), ontdek je de samenhang in je patroon.
Elke energierichting brengt een eigen behoefte met zich mee waar je aan kunt werken.

Zo helpt het schema je om niet alleen inzicht te krijgen in je reacties, maar ook om concreet te zien waar jouw behoefte ligt.

​

Rijen en samenhang (A–B–C)

De rijen hierboven zijn op elkaar afgestemd:

  • een rij A (alles rood),

  • een rij B (alles oranje),

  • een rij C (alles geel).

Wat als je afwijkt?

Wijk je in je analyse af en kies je ergens een andere kleur/letter, dan betekent dat:

  • er is nog een extra patroon actief;

  • ook dié nieuwe rij moet je helemaal kloppend maken (vier keer dezelfde letter: lichaam, emotie, denken, gedrag).

Krijg je zelfs één woord/keuze in een andere rij, dan is dat een signaal van een patroon dat nog niet bewust is. Werk dat patroon apart uit tot het congruent is.

Werkwijze (kort)

  1. Maak een rij volledig (4× dezelfde letter).

  2. Verschijnt er elders een andere kleur? Start een nieuwe rij en maak die ook volledig.

  3. Herhaal tot alle actieve patronen congruent zijn.

  4. Pas daarna ga je visualiseren.

bottom of page