Uitvogelen
Een gestructureerde methode voor reflectie

Een probleem is altijd het verschil tussen je situatie en je wens....
Situatie
A Iets met redden
B Iets met aanklagen
C Iets met slachtoffer
Wens
A erkenning op wat je doet
B erkenning op wat je bent
C erkenning op wat je hebt
Probleem
A (Mijn) Territorium - Positie (ook wel sociaal/scheiding/contactconflict)
B (Mijn) Eigenwaarde - Identiteit (ook wel gevaar, aanval/bezoedeling/inbreukconflict)
C (Mijn) Hechten - Loslaten (ook wel verwerking/brokconflict/nestconflict/bestaansconflicht)
Probleem - Trauma - Trigger - Spoor
​
Van trauma en tekort naar wens en samenhang
Het is soms moeilijk om je wensen te realiseren. Dat kan te maken hebben met de trauma’s die je in de loop van je leven hebt opgelopen. Ook de goede dingen die hadden moeten gebeuren, maar niet zijn gebeurd, laten vaak diepe sporen na.
We ontwikkelen patronen op basis van onze ervaringen.
-
Onverschilligheid en verwaarlozing kunnen grote gevolgen hebben.
-
Er kan sprake zijn geweest van tekort, schaamte, pleasen, hyperalertheid of agressie.
-
Alles heeft een biologische link met onze omgeving: licht, lucht, bodem, voeding, water en temperatuur.
Je probleem helder krijgen
Een probleem is altijd het verschil tussen je huidige situatie en je wens.
-
Je wens kan belemmerd worden door (grote of kleine) trauma’s die nog niet verwerkt zijn.
-
Triggers kunnen oude pijn activeren en je opnieuw in een probleem-patroon trekken.
-
Soms is er geen trauma, maar vooral een gebrek aan samenhang – dan is het zoeken naar samenhang al een oplossing.
Je kunt ook een kernwaarde als uitgangspunt nemen:
-
Beschrijf in welke situaties je die kernwaarde niet tot uitdrukking kunt brengen.
-
Zo ontdek je wanneer je niet kunt zijn wie je wilt zijn.
Reflectie en visualisatie
Reflectie helpt je om op te ruimen: oude emoties, gedachten en reacties.
Daarna kun je met visualisatie een nieuwe koers uitzetten.
Een vraag om bij stil te staan:
Wat zie jij als het toekomstig doel van je energie, aandacht of geld?
-
A – Gezien en gerespecteerd worden, je bezit vergroten.
-
B – Veiligheid voor de toekomst, middel om je creativiteit vorm te geven.
-
C – Voorzieningen verkrijgen, een basis voor comfort en gezondheid.
Trauma en overleven
Trauma’s kunnen je in een overlevingsstand brengen en je leven ontregelen.
-
Je voelt je niet in staat om invloed uit te oefenen.
-
Je kunt vastlopen in een gevoel van machteloosheid.
-
Een verkenning in het uitvogelschema helpt je om trauma’s te verwerken en de stap te zetten naar een meer vervullend leven.
​
​
Trauma – Trigger – Patroon – Spoor
Trauma (‘tje)
Een trauma is een (ingrijpende) gebeurtenis waarbij je niet de invloed hebt die je zou willen hebben, waardoor je leven ontregeld raakt.
-
Je komt in overlevingsstand.
-
Je reageert automatisch en instinctief.
-
Je ervaart een inbreuk op je positie, je identiteit of je bestaansmogelijkheden.
Wanneer je destijds niet hebt kunnen, mogen of durven voelen wat je voelde, blijf je eraan vastzitten. Bij herhaling wordt het bevestigd: je lichaam leert en slaat het op. Zo ontstaat een probleempatroon.
Het zwaarste patroon is dat van doorgaan of doodgaan. Biologisch doet je lichaam er gemiddeld 72 uur over om weer tot rust te komen. Dieren trekken zich in die tijd terug, en mensen lijken daarin niet veel anders te werken.
Gelukkig bestaan er ook veel kleine trauma’s. Die spoor je vaak op door jezelf bij sterke emoties af te vragen:
Wat is het in mij dat geraakt wordt?
Probleem en Trigger
Een probleem is een zich herhalende situatie die niet verloopt zoals je zou willen.
-
Het verschil tussen je situatie en je wens = je probleem (of uitdaging).
-
Een probleem heeft vaak een trigger: iets dat je patroon activeert.
Voorbeeld:
-
Je bent in een museum en iemand grijnst naar je → de grijns is de trigger.
-
Heb je ooit in een vergelijkbare situatie iets naars meegemaakt (bijv. weggeduwd worden), dan kan elke nieuwe grijns dit oude gevoel oproepen.
Een trigger kan bescherming bieden (“opgelet, gevaar”), maar kan je ook vastzetten in een oud patroon.
Een goede vraag bij een trigger is:
Moet ík dit nu doen?
Patroon
Een patroon is een cluster van:
-
lichamelijke reactie,
-
emotie,
-
denken,
-
gedrag.
Wanneer je iets anders voelt of doet dan je zou willen, ontstaat er cognitieve dissonantie: onlogisch denken of onlogisch gedrag.
Je bewuste wil iets, maar je onbewuste gelooft iets anders. En het onbewuste wint altijd.
Door je patroon te onderzoeken en te voelen wat je voelt kan de oorspronkelijke emotie alsnog afvloeien. Dan ontstaat ruimte voor een bewuste reactie. De trigger verandert van bedreiging in herkenningssignaal.
De loop wordt eenmalig in plaats van doorlopend.
Spoor
Een spoor is een patroon dat blijft hangen, ook als de oorspronkelijke situatie voorbij is.
-
Vaak dooft een probleem uit: je komt niet meer in de situatie, of je hebt het verwerkt.
-
Soms blijft er echter een spoor achter.
Voorbeeld:
Tijdens een traumatische ervaring keek je toevallig naar een rood kussentje. Dat kussentje wordt nu een spoor. Elke keer dat je een rood kussentje ziet, reageert je lichaam alsof er opnieuw gevaar dreigt. Het spoor kan zich zelfs uitbreiden naar alles wat rood is.
Samenvatting in één lijn
-
Trauma = de oorspronkelijke ingrijpende gebeurtenis.
-
Trigger = het signaal dat je terugbrengt in het patroon.
-
Patroon = de cluster van reactie, emotie, denken en gedrag.
-
Spoor = de restanten die het probleem steeds opnieuw activeren.
👉 Door deze vier begrippen helder te onderscheiden, wordt zichtbaar hoe problemen ontstaan én hoe je ze stap voor stap kunt doorbreken.
Territorium – Identiteit – Brok
Al onze problemen zijn – soms in heel abstracte vorm – terug te voeren naar een biologisch probleem.
Ieder mens wil in staat zijn om:
-
zijn territorium (ruimte en veiligheid),
-
zijn klimaat en omstandigheden,
-
en zijn voedsel/voorzieningen
voor zichzelf en zijn verwanten veilig te stellen.
Toch heb je niet altijd de vaardigheden of omstandigheden om dit te doen, of krijg je iets te verwerken dat je “niet kunt verteren”. Uiteindelijk zijn vrijwel alle problemen hierin te vangen.
Voorbeeld: het museum
Stel: je bent in een museum en iemand duwt je weg. Hoe je dit ervaart, kan verschillen:
-
A – Territoriumprobleem
“Ik stond hier eerst, dit is mijn plek.”
-
B – Identiteitsprobleem
“Ik moet me altijd laten wegsturen, ik word niet gezien.”
-
C – Brokconflict
“Niet te verteren hoe hij met me omgaat.”
Alle drie zijn ze biologisch.
Dieren en mensen
In de natuur zie je dezelfde principes:
-
Dieren bevechten en verdedigen hun territorium.
-
Ze hebben een identiteit en vorm waarmee ze moeten overleven.
-
Ze moeten een nest bouwen en brokken (voedsel of ervaringen) verwerken.
Zo werkt het bij mensen net zo: onze problemen zijn diep verbonden met dezelfde biologische basis.
A (Mijn) Territorium - Positie (ook wel sociaal/scheiding/contactconflict)
B (Mijn) Eigenwaarde - Identiteit (ook wel gevaar, aanval/bezoedeling/inbreukconflict)
C (Mijn) Hechten - Loslaten (ook wel verwerking/brokconflict/nestconflict)
​
Stap 1: Beschrijf je voorlopige probleem
Waar gaat het écht over?
Begin altijd met het beschrijven van je voorlopige probleem.
-
Wat is eigenlijk je probleem?
-
Is de pijn of het verlangen groot genoeg om eraan te werken?
Zoek naar:
-
je fouten,
-
je cognitieve dissonantie (tegenstrijdig denken of voelen),
-
of de chaos die je ervaart.
Situatie en wens
Het probleem is altijd het verschil tussen je situatie en je wens.
-
Je zit nu in een bepaalde situatie.
-
Je wilt daarin iets anders: dat is je wens.
-
Er is iets dat voorkomt dat je die wens realiseert: dat is je probleem.
Let op: werken aan de ander werkt niet
Veel mensen beginnen met de gedachte dat de ander iets fout doet.
Misschien is dat ook zo – maar jij bent er óók bij.
-
Werken aan de ander werkt niet.
-
Jij richt je aandacht en energie op iets.
-
Wat je aandacht geeft, groeit – ook als dat negatief en onbewust is.
Laat je energie dus positief voor je werken.
Je eigen aandeel
Zolang jij de situatie in stand houdt (samen met de ander), verandert er niets en slijten je patronen alleen maar dieper in.
Hier werk je aan je eigen aandeel:
-
misschien zit er arrogantie onder (“ik ben perfect”),
-
misschien zelfvernedering (“ik ben waardeloos”),
-
waarschijnlijk iets daartussenin.
Verantwoordelijkheid nemen
Neem pas ná het uitwerken van je patroon verantwoordelijkheid voor de keuzes die je wel of niet maakt.
Iets aan een ander proberen te veranderen werkt niet zolang jij hetzelfde blijft doen.
👉 Werk dus aan je eigen probleem (eventueel met de ander in beeld), maar altijd op basis van:
-
wat jij voelt,
-
wat jij denkt,
-
en wat jij doet.
​
Stap 2: Hoe heb je deze situatie gecreëerd?
Onderzoek je aandeel
Een probleem ontstaat nooit in het luchtledige. Vraag jezelf af:
-
Welke mensen, of wat voor soort mensen, heb jij in je leven nodig om deze situatie te creëren?
-
Een schip zinkt niet door de hele zee van water eromheen, maar door één klein gaatje. Wat is jouw “gaatje”?
Reflectievragen
-
Op wie ben je jaloers – en waarop?
-
Op wie, wat of waarover ben je boos, angstig of verdrietig?
-
Welke kwaliteiten zie je in de ander die jij zelf graag zou willen hebben?
-
Welke eigenschappen verafschuw je juist bij die persoon?
Mogelijkheden die jij geeft
Beschrijf ook welke ruimte of mogelijkheden je de ander geeft om deze probleemsituatie te laten ontstaan.
-
Strooi je rozenblaadjes voor je onderdanen?
-
Of geef je ze juist al een stok om je mee te slaan?
👉 Deze vragen helpen je om zicht te krijgen op je eigen aandeel. Niet om schuld te zoeken, maar om de dynamiek te begrijpen waarin je terecht bent gekomen.
​​
​
​
Situatie – Wens – Verschil – Probleem
Stap voor stap je voorlopige probleem formuleren
SITUATIE
Beschrijf de situatie waarin jij een probleem ervaart.
-
Wat is de aanleiding?
-
Wat is de trigger waardoor je probleem opspeelt?
Voorbeeld:
-
Aanklager – Uitbreiding – Inperking
-
Redder – Hoop – Onzekerheid – Gevaar
-
Slachtoffer – Verbinding – Ballast
✎ ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
WENS
Beschrijf je wens, je verlangen, je doel.
-
Wat zou je willen doen, zijn of hebben in deze situatie?
✎ ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
VERSCHIL
Beschrijf het verschil tussen de situatie en je wens.
-
Dit verschil is je voorlopige probleem.
-
Vraag jezelf: is dit de trigger of het echte probleem?
✎ ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
PROBLEEM
Formuleer een samenvatting van je probleem in één zin.
-
Voeg, als je het al weet, ook de trigger toe.
✎ ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
Kies je gebied
Bij welk gebied hoort dit probleem het meest?
-
A – (Mijn) Territorium / Positie (aanval- of contactconflict)
-
B – (Mijn) Eigenwaarde / Integriteit (inbreukconflict)
-
C – (Mijn) Hechten / Loslaten (brokconflict)
✎ Keuze: ………………………………
👉 Dit schema helpt je om je probleem helder en concreet te maken, zodat je in de volgende stappen kunt onderzoeken waar het echt over gaat.
​
PROBLEEM
Beschrijf je probleem
Formuleer de samenvatting van je probleem in één zin.
✎ ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
Trigger
Als je het al weet: wat is de trigger die dit probleem oproept?
✎ ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
Kies je gebied
Bij welk gebied hoort dit probleem het meest?
-
A – (Mijn) Territorium / Positie (aanval- of contactconflict)
-
B – (Mijn) Eigenwaarde / Integriteit (inbreukconflict)
-
C – (Mijn) Hechten / Loslaten (brokconflict)
✎ Keuze: ………………………………
​
​
A (Mijn) Territorium - Positie (ook wel aanval/contactconflict)
B (Mijn) Eigenwaarde - Integriteit (ook wel inbreukconflict)
C (Mijn) Hechten - Loslaten (ook wel brokconflict)
​
​
Verder werken met het patroon
Lagen afpellen
In de keuzebalk (boven én onder) kun je verdergaan met het uitwerken van je patroon.
Beschouw dit proces als het schillen van een ui: er kan altijd weer een laag dieper worden onderzocht.
Dromen en nachtmerries
Een waardevolle ingang naar diepere lagen zijn je dromen.
Onderzoek thema’s die terugkomen, zoals:
-
achtervolgingen,
-
vergeefs proberen,
-
seksualiteit,
-
vallen.
Deze beelden geven vaak aanwijzingen over onbewuste patronen die je nog niet hebt herkend.
Waarom dit belangrijk is
-
Wat onbewust blijft, herhaal je.
-
En wat je onbewust herhaalt, geef je vaak weer door aan je kinderen.
Keuzevrijheid
Je hebt geen invloed op de wind,
maar de stand van je zeilen bepaal je zelf.
​
Ochtendgedachte
Een leidraad naar je probleem
De eerste gedachte die in je opkomt zodra je ’s ochtends wakker wordt, kan een belangrijke aanwijzing zijn.
-
Soms wijst die gedachte direct naar je probleem.
-
Soms geeft ze een gevoel dat je verder kunt onderzoeken.
👉 Schrijf je ochtendgedachte op, zonder oordeel of analyse.
Kijk er later met aandacht naar: wat zegt dit over waar jouw energie, verlangen of blokkade ligt?
Een probleem is opgelost als je er om kunt lachen.
Wat is een probleem?
Een probleem is altijd het verschil tussen je huidige situatie en je wens.
-
Situatie: waar je nu in zit, wat er feitelijk gebeurt.
-
Wens: wat je graag zou willen, doen, zijn of hebben.
Het probleem ontstaat doordat er iets is dat voorkomt dat je wens werkelijkheid wordt.
👉 Zodra je dit verschil helder hebt, kun je beginnen met het uitvogelen van je patroon.
