top of page

1 minuut

A Vechten, actie, doorzetten of het aangaan, optimaliseren, besluiten, ervoor gaan.

B Verstoppen, controleren, oriënteren, aanpassen, bevriezen, - verbinden of onderzoeken.

C Vermijden , vluchten, vergeten of juist vasthouden en niet loslaten, vermogen.

Gedrag – uitdrukking van een probleem

Gedrag is nooit het probleem zelf, maar wel de expressie ervan.

In deze fase gaat het erom dat je alleen beschrijft wat je doet – zonder oordeel.

  • Ga je erin hangen?

  • Bevries je?

  • Ga je er juist vandoor?

  • Dump je je emotie bij de ander, of trek je juist hun emotie naar je toe (eager gedrag)?

👉 Houd het bij beschrijven. Pas later komt de beoordeling.

Een nuttige reminder:
“Maak niet van mijn verwachting jouw verplichting – en niet van jouw verwachting mijn verplichting.”

Aanvullend – hoe gedrag ontstaat

Gedrag wordt aangeleerd op verschillende manieren, vaak vergelijkbaar met hoe een puppy leert:

  • Automatisch leren: bel gaat → er komt iemand; riem wordt gepakt → we gaan naar buiten.

  • Bewust leren: beloning geven of iets wegnemen.

  • Correctie: iets toevoegen of iets ontnemen als reactie op gedrag.

Ook bij mensen werkt dit zo.

  • De blauwdruk van gedrag begint al in de baarmoeder.

  • De snelwegen in het brein worden vooral aangelegd in de eerste 7 jaar.

  • Later worden er meestal alleen nog zandweggetjes bij gemaakt.

Soms moet je eerst van de snelweg af om te ontdekken waar je eigenlijk zat.

👉 Reflectievraag:
Welk gedrag laat jij zien in dit probleem – en wat zegt dat over hoe jij hebt geleerd te reageren?

KIES nu waar dit gedrag van jou het meest dichtbij komt en hoe je geleerd is te reageren op dit soort situaties. 

A Vechten, actie, doorzetten of het aangaan, ervoor gaan.

Doe je iets of niet.

B Controleren, oriënteren, aanpassen, bevriezen - verbinden of wordt je voorzichtig en ga je onderzoeken.

Ben je iets of niet.

C Vermijden, vluchten, verteren, vergeten of juist vasthouden en niet loslaten.

Heb je iets of niet.

​

Gedrag – uiting van een patroon

Gedrag en keuze

Je kunt geleerd hebben om met actie te reageren op een bedreigende situatie, terwijl je met je verstand eerst zou willen oriënteren.

Daarom: beschrijf je gedrag zonder oordeel en onderzoek het daarna.

Vragen om jezelf te stellen

  1. Is dit gedrag een logisch gevolg van mijn denken – of zit er nog een andere beleving onder?

  2. Moet ik nog iemand vergeven of iets teruggeven?

  3. Moet ik nog afscheid nemen?

  4. Wordt dit gedrag mij opgedrongen – of is het een verslaving?

Bij verslaving: vraag jezelf af waar dit gedrag de oplossing voor is.
Wat geeft de verslaving jou? Beschrijf het gewenste resultaat.

Voorbeeld: bij drugsgebruik gaat het niet om de drug zelf, maar om wat je ervaart als je het gebruikt.

Verslaving en gewoonten

Alles wat je “moet” doen om je goed te voelen, kun je een vorm van verslaving noemen.
De ene is sterker aangeleerd en schadelijker dan de ander.

Eenmaal een snelweg in je brein gecreëerd, wordt het moeilijker om een zandweggetje te nemen. Het zandweggetje voelt oncomfortabel, maar is vaak wél de weg naar verandering.

👉 Hoe meer de keuze van je gedrag in je eigen vermogen ligt en hoe meer je zelf de beslissing maakt, hoe groter de kans van slagen.

En: doorvoelen is noodzakelijk. Anders ben je alleen de stoelen op de Titanic aan het herschikken.

Haal de moet eruit en gooi de moed erin.

Dumping

Dumping is het doorgeven van je pijn aan iemand anders.

  • Je kunt iets niet voelen of doen.

  • Om geen machteloosheid te ervaren, creëer je machteloosheid bij de ander.

  • Jouw machteloosheid draait om in macht → dat geeft opluchting.

Het voelt als ballen die je onder water hebt gehouden: als je loslaat, schieten ze net zo krachtig omhoog.

Voorbeelden:

  • Om geen boosheid te voelen → maak je de ander boos.

  • Om geen angst te voelen → maak je de ander angstig.

  • Om geen verdriet te voelen → maak je de ander verdrietig.

  • Om geen schuld/schaamte te voelen → laat je de ander zich schuldig of beschaamd voelen.

Eager

Eager is het doorgeven van je tekorten aan iemand anders.

  • Je hebt zelf iets niet gekregen (voeding, liefde, erkenning).

  • Om geen hulpeloosheid te voelen, creëer je hulpeloosheid bij de ander.

  • Jouw hulpeloosheid draait om in hulp geven → dat geeft controle.

De onverzadigbare honger die je zelf voelt, geef je door aan de ander.

Voorbeelden:

  • Om geen tekort aan energie/voeding te voelen → laat je de ander energie/voeding krijgen.

  • Om geen tekort aan veiligheid/grenzen te voelen → laat je de ander zich beschermd voelen.

  • Om geen tekort aan erkenning te voelen → laat je de ander zich bevestigd voelen.

  • Om geen tekort aan vertrouwen te voelen → laat je de ander zich onschuldig of trots voelen.

👉 Reflectievraag:
Welk gedrag laat jij zien in dit probleem – en is dat een uitdrukking van dumping, eager, of een ander patroon?

​

​

bottom of page