top of page

1 minuut

A Vechten, actie, doorzetten of het aangaan, optimaliseren, besluiten, ervoor gaan.

B Verstoppen, controleren, oriënteren, aanpassen, bevriezen, - verbinden of onderzoeken.

C Vermijden , vluchten, vergeten of juist vasthouden en niet loslaten, vermogen.

Noodzakelijke informatie

Gedrag is nooit "het" probleem maar het kan wel de expressie zijn van het probleem...

Hier is het in eerste instantie belangrijk om alleen maar te beschrijven wat je doet.

Geen oordeel alleen maar beschrijven.

Wat doe je precies. Ga je erin hangen, bevriezen of ga je er juist vandoor. Beschrijf je gedrag en kijk daarna waar dit het meest dichtbij komt.

Is er misschien sprake van dumping of eager gedrag waarbij je de emotie bij de ander neerlegt of aantrekt.

Maak niet van jouw/mijn verwachting mijn/jouw verplichting is hier ook van toepassing.

​

Aanvullende informatie

Gedrag aanleren kan op verschillende manieren.

We nemen even het leren bij een puppy als voorbeeld omdat bij de mens veel zaken net zo gaan.

Hij kan automatisch leren dat er verband bestaat.

Bel gaat, er komt iemand.

Riem wordt gepakt, we gaan naar buiten.

Je kunt hem ook bewust iets aanleren.

Je geeft hem een beloning (brokje) of neemt iets weg.

Je kunt hem corrigeren door hem iets te geven of iets weg te nemen.

De mens leert op dezelfde manier een aantal zaken.

Het aanleggen van de blauwdruk begint al in de baarmoeder.

De aanleg van de "snelwegen" gebeurt met name in de eerste 7 jaar.

Daarna worden er meestal alleen nog maar zandweggetjes gemaakt.

Soms moet je eerst van de snelweg af om te weten waar je zat.

​

KIES nu waar dit gedrag van jou het meest dichtbij komt en hoe je geleerd is te reageren op dit soort situaties. 

A Vechten, actie, doorzetten of het aangaan, ervoor gaan.

Doe je iets of niet.

B Controleren, oriënteren, aanpassen, bevriezen - verbinden of wordt je voorzichtig en ga je onderzoeken.

Ben je iets of niet.

C Vermijden, vluchten, verteren, vergeten of juist vasthouden en niet loslaten.

Heb je iets of niet.

​

Je kunt dus geleerd hebben om met actie te reageren op een bedreigende situatie terwijl je met je logisch intellect eerst je zou willen oriënteren... 

​

1 Als dit gedrag niet een logisch gevolg op je denken is zit er ook nog een andere beleving bij.

2 Moet jij nog iemand vergeven, iets teruggeven.

3 Moet je nog afscheid nemen.

4 Als dit gedrag je opgedrongen wordt of een verslaving is vraag je dan af waar deze verslaving - dit gedrag de oplossing voor is. Wat geeft deze verslaving je.

Beschrijf dan het gewenste resultaat van je verslaving bij je wens.

Bijvoorbeeld de uitwerking van drugs en wat je ervaart als je het gebruikt.

Let wel ... Drugs - alcohol - overeten zijn niet je probleem...

Drugs gebruiken is hoe je omgaat met je probleem.

Alles wat je moet doen om je goed te voelen zou je verslaving kunnen noemen.

Alleen is de ene verslaving sterker aangeleerd en schadelijker dan de andere.

Wanneer er eenmaal een snelweg in je brein gecreëerd is wordt het steeds moeilijker om een zandweggetje te nemen..

Het zandweggetje voelt als buiten je comfortzone maar stel je maar eens voor of je nog steeds niet dat gedrag voor elkaar krijgt wanneer je nog een week krijgt om het tot stand te brengen en anders voor 10 jaar de gevangenis indraait....

​

Hoe meer de keuze van je gedrag binnen je eigen vermogen ligt en je zelf de keus heb gemaakt, hoe groter de kans van slagen. En welk gedrag zou je moeten produceren om dit te bereiken..

Doorvoelen is altijd een vereiste omdat je anders bezig bent met het herschikken van de stoelen op de Titanic.

Haal de moet eruit en gooi de moed erin.

​

Dumping

Dumping is het doorgeven van je pijn aan iemand die jouw gevoel overneemt.

Je kunt iets niet doen.

Dus om je niet machteloos te hoeven voelen creëer je machteloosheid bij de ander.

De machteloosheid draait dan bij jouw om naar macht. Dat geeft de "machtige" opluchting.

De "ballen" die je steeds onder water hebt gehouden om de situatie controleerbaar te houden en om niet te voelen wat je voelt worden dan losgelaten en schieten de lucht in.

Net zo diep jij ze onder water gehouden hebt schieten ze dan omhoog.

​

Dus om geen boosheid te hoeven voelen creëer je een situatie waarbij die de ander boos wordt.

Dus om geen angst te voelen creëer je een situatie waarbij die de ander angstig wordt.

Dus om geen verdriet te hoeven voelen creëer je een situatie waarbij die de ander verdrietig wordt.

Dus om geen schuld of schaamte te hoeven voelen creëer je een situatie waarbij de ander schuldig of beschaamt wordt.

​

Eager

Eager is het doorgeven van je tekorten aan iemand die jouw gevoel overneemt.

Je krijgt iets niet. Je hebt bijvoorbeeld geen voeding/verbinding/liefde gekregen.

Dus om je niet hulpeloos te hoeven voelen creëer je hulpeloosheid bij de ander.

Jouw hulpeloosheid draait dan om naar hulp geven. Dat geeft controle.

De honger naar "voeding" die onverzadigbaar is geef je als voeding aan de ander om de situatie controleerbaar te houden zodat je niet hoeft te voelen wat je voelt.

Dit gaat tot het niveau waar jij de hulpeloosheid of verantwoordelijkheid hebt gevoeld.

​

Dus om geen tekort aan energie/voeding te hoeven voelen creëer je een situatie waarbij die de ander energie/voeding krijgt.

Dus om geen tekort aan veiligheid/grenzen te voelen creëer je een situatie waarbij die je de ander zich beschermd/begrensd voelt.

Dus om geen tekort aan voeding/erkenning te hoeven voelen creëer je een situatie waarbij die de ander zich bevestigd/erkent voelt.

Dus om geen tekort aan vertrouwen of bevestiging te hoeven voelen creëer je een situatie waarbij de ander zich onschuldig of trots voelt.

  • Beschrijf de situatie die je als probleem ervaart.
    Het gaat om een voorlopige beschrijving van je probleem. Je kunt altijd weer bijstellen. Je beschrijft de (soort) situatie die je als probleem ervaart. In een probleempatroon is er ook vaak een trigger. Een trigger die maakt dat je in je probleempatroon komt. Een trigger is dus niet het probleem maar datgene wat maakt dat je iets bijna automatisch gaat doen. Bijvoorbeel; Je hebt een nare ervaring terwijl je ijs aan het eten bent. Het ijs kan dan jaren daarna nog steeds zorgen voor hoofdpijn. Niet omdat het ijs hoofdpijn veroorzaakt maar omdat er een onverwerkt probleempatroon achter zit.
  • Beschrijf de wens die je bij deze situatie hebt.
    Je zit in een situatie en wilt wat anders, je wilt iets wel of niet herhalen of je wilt anders zijn/doen. Je wilt die... (ontsteking, eenzaamheid, baan, kilo's, relatie etc.) kwijt en...(blij, tevreden, aktief, veilig, gezond) zijn. Daar zit je wens. Beschrijf dit zo concreet mogelijk. Vertel het filmisch. Kun je het voordoen. Kun je het nadoen.
  • Beschrijf het verschil tussen die situatie en die wens.
    Er is iets dat er voor zorgt dat je wens nog niet gerealiseerd is. Het verschil tussen je situatie en je wens is je probleem. Er is dus iets wat maakt dat je je wens niet realiseert..... Bij een terugkerend probleem of overkoepelende situaties is er een aanleiding tot dat probleem. Dat is je trigger.
  • Beschrijf dit probleem nu in 1 zin en begin die zin met; "Ik.....""
    Door het in 1 zin te formuleren maak je het overzichtelijk en door te beginnen met "ik (heb een probleem met)" neem je verantwoording. Iemand anders veranderen zal je niet lukken zolang jij hetzelfde blijft doen. Werk dus aan je eigen probleem (eventueel met die ander). Dus wat je zelf ervaart, voelt, denkt of doet. Soms werkt het goed om de eerste gedachte als je wakker wordt uit te werken als probleem.
  • Als je dit terug brengt naar de drie oerproblemen in de biologie waar lijkt dit probleem dan het meest op.
    A= Territorium-Positie B= Eigenwaarde-Integriteit C= Hechten- Loslaten A De energie voor territorium kan bijvoorbeeld gaan over de grond waar je op leeft maar ook over taken die je tot jouw terrein beschouwd. Je kunt het letterlijk en figuurlijk nemen. Je rol in het gezin, op je werk of in je sociale situatie zou bijvoorbeeld positie /territorium kunnen zijn. Maar ook ergens gescheiden worden of juist willen zijn. Zeg maar jager of prooi. B De energie voor eigenwaarde/identiteit heeft meer te maken met wie je bent en wie je zou willen zijn/worden. Kun je wat je nodig hebt. Zeg maar gevaar of nieuwigheid. Past jouw vorm, persoonlijkheid bij je situatie. C De energie voor hechten heeft meer te maken met iets toelaten als bij jou passend of juist niet. Iets wel of niet innemen/aannemen letterlijk of figuurlijk. Of juist iets achter je laten omdat het niet goed voor je is. Afsluiten. Past jouw tempo bij deze situatie. Een letterlijke of figuurlijke brok. Zeg maar zorg en vertering.
  • Welk doel zou je energierichting moeten hebben.
    Dit probleem ga je doelgericht aanpakken waarbij je energie de juiste richting moet hebben. Welke richting heeft jouw energie bij dit probleem. A= Focus of niet. B=Verkenning of niet. C=Verbinding of niet.
  • Wanneer is een acuut conflict actief of opgelost
    Trauma; Je voelt in de eerste fase dat er kou is in je handen, de top van je neus, je voeten. Je slaapt slecht en voelt weinig behoefte aan eten. Wanneer je je trauma oplost kan het zijn dat je je even ziek gaat voelen omdat het lichaam zich weer gaat instellen op terugzetten naar normaal. Het hulpweefsel wordt weer afgevoerd en dat gaat vaak gepaard met ontstekingen. Je voelt warmte, soms klachten en pijn. Deze fase heeft vaak nog een piek en daarna ga je terug naar veilig, naar normaal. Trigger; Je hebt duidelijk welke associatie het hier betreft en naar welk patroon dit verwijst. Patroon; Je hebt helder wat je lichamelijke reactie, emotie, denken en gedrag hierin is en waarin je nu congruent bent of waar er sprake is was van cognitieve dissonantie Spoor; De herhaling van dit patroon en welke triggers er zijn is duidelijk en is te herleiden naar het oorspronkelijke trauma. Je kunt nu werken aan een beter scenario in visualisatie. Een oud conflict is opgelost als je er om kunt lachen.
bottom of page